Zaaddonoren over wel/niet anoniem blijven: ‘Ik hou niet van familie¬geheimen’


De oproep aan anonieme spermadonoren om zich bekend te maken, is een vrij logische, zeggen instanties én donoren. ‘Anoniem blijven was destijds niet altijd hun eigen wens.’

Anonieme spermadonoren kunnen een ‘ontzettend goede tweede daad’ verrichten door zichzelf bekend te maken, zei Edith Schippers, demissionair minister van Volksgezondheid deze maand.

Kan de minister dit zomaar van anonieme donoren vragen? Zij hebben immers gedoneerd met de belofte dat hun identiteit geheim zou blijven.

De zaak rondom Medisch Centrum Bijdorp in Barendrecht, waar arts Jan Karbaat veelvuldig zijn zaad zou hebben gebruikt om vrouwen te bevruchten, wierp echter (op)nieuw licht op de anonimiteitskwestie. Veel donorkinderen, of ze nou in Bijdorp zijn verwekt of niet, willen dolgraag duidelijkheid: wie is hun biologische vader?

Tijdgeest
De toegang tot die afstammingsgegevens lijkt tegenwoordig zwaarder te wegen dan de anonimiteit van de donoren. “Dat heeft te maken met de tijdgeest,” zegt gynaecoloog Monique Mochtar van de spermabank van het AMC.

“Lang is gedacht dat niemand nog wilde doneren als de anonimiteit werd opgeheven en we vrouwen niet meer zouden kunnen helpen. Die terugloop in aanmeldingen bleek erg mee te vallen, in het AMC tenminste.”
Tot juni 2004 kon een zaaddonor zelf de keuze maken: wilde hij naar het A-loket (anonieme donor) of naar het B-loket (bekende donor). Kinderen van bekende donoren kunnen vanaf hun zestiende informatie opvragen over hun biologische vader. Momenteel telt de Amsterdamse spermabank zestig actieve donoren.

“In principe kan een donor maximaal 25 kinderen verwekken, die norm is vastgesteld door de Gezondheidsraad,” zegt Mochtar. Ze erkent dat het voor veel donorkinderen belangrijk is te weten wie hun donor is en is daarom blij verrast met de oproep van Schippers.

“Ik hoop dat veel donoren er gehoor aan geven. Als zij eerst nog willen ¬weten wat de opheffing van hun anonimiteit precies ¬inhoudt, kunnen ze een afspraak maken bij het AMC of de kliniek waar ze hebben gedoneerd.”

Oma’s of neven
“Donoren hebben in een andere tijdgeest gedoneerd, maar anoniem blijven was destijds niet altijd hun eigen wens,” zegt Ellen Giepmans, directeur van Fiom. De stichting is onder meer verantwoordelijk voor het matchen van dna van donoren en donorkinderen. “Steeds meer donoren maken zich daarom alsnog bekend. Ik vind ook dat ¬donorkinderen het recht hebben om te weten van wie ze afstammen.”

De oproep van minister Schippers heeft Giepmans echter verrast. “Ik hoop dat de overheid nu dan ook de verantwoordelijkheid neemt om de drempels voor donorkinderen weg te halen, bijvoorbeeld door hun ¬inschrijving bij onze databank (deels) te vergoeden.”

Donoren en donorkinderen hebben kritiek op de werkwijze van de Fiom KID-DNA databank (KID staat voor kunstmatige inseminatie met donorzaad). De inschrijfkosten zouden te hoog zijn – 150 euro voor donoren, 250 euro voor donorkinderen – en niet uitgebreid genoeg.

Giepmans pleit tegelijkertijd voor respect voor anonieme donoren. “De kwestie vraagt om zorgvuldigheid en maatwerk. Soms kan een donor bijvoorbeeld wel vragen beantwoorden, zonder dat een ontmoeting plaatsvindt.”

In eerste instantie wordt alleen gezocht naar verwantschap tussen donor en donorkind. Veel mensen staan daarom ook hun dna af aan commerciële databanken zoals het Amerikaanse Family Tree DNA. Dat kost zo’n 80 ¬euro. “Via Family Tree worden familieleden tot de vierde graad teruggevonden, dat kunnen dus ook oma’s of neven zijn. Daar kunnen wij van leren,” erkent Fiom-directeur Giepmans.

Paul (54)
Gemeenteambtenaar
Anonieme donor van 1993 tot 2002
Aantal donorkinderen in ieder geval twee

“In studentenblad Folia zag ik een oproepje van het AMC. Ik was al bloeddonor en vond het fijn dat ik ook op deze manier mensen kon helpen. In mijn omgeving kon iemand moeilijk zwanger worden, dat speelde mee. En ik kreeg 50 gulden per keer.”

“Het AMC duwde me zachtjes naar het A-loket. ‘Wie wil nou dat over twintig jaar allemaal kinderen voor zijn neus staan?’ Ze zeiden het niet letterlijk, maar daar kwam het op neer.”

“Ik liep daar weleens langs een wand met ¬geboortekaartjes. Misschien is er eentje van mij, dacht ik dan. Pas jaren later groeide het besef dat donorkinderen graag weten wie hun vader is. Mijn toenmalige vriendin kende haar vader niet, daar leed ze onder.”

“Ik sloot me aan bij Stichting Donorkind, in 2012 maakte ik me bekend bij Fiom. Daar zijn nu twee matches uit voortgekomen. Begin juli ga ik twee broers ontmoeten van rond de twintig – heel spannend. De vervolgstap laat ik van hen afhangen. Ook ga ik mijn dna ¬afstaan aan Family Tree DNA, om de kans op matches te vergroten. Destijds is me verteld dat er achttien zwangerschappen uit mijn donaties zijn voortgekomen, bij elf verschillende gezinnen.”

Jacob (36)
Werkt voor een start-up in de deel¬economie
Bekende donor (nu via OneWish.nl) van 2007 tot heden
Aantal donorkinderen ‘rond de tien’

“Toen ik 21 was, vertelde een collega dat hij onvruchtbaar is. Dat hakte erin. Een paar jaar later las ik een interview met spermadonoren. Dat vond ik zó bijzonder; dat je zoiets groots kon betekenen zonder zelf op de voorgrond te staan. Dit wilde ik ook. Maar niet via een kliniek, ik wil de mensen ontmoeten met wie ik iets aanga.”

“Op verschillende sites, zoals bam-mam.nl, plaatste ik oproepjes. Meteen zat de mailbox vol. Ik heb gereageerd op de berichten die het leukste overkwamen. Mijn oudste wordt bijna negen, de jongste is een paar maanden.”

“Hun ouders sturen af en toe foto’s en updates, soms spreken we af. Maar ik ga niet naar verjaardagen, straks zijn ze teleurgesteld als ik een keer niet kan. Alle kinderen weten precies wie ik ben en hoe het zit, daardoor ervaren ze geen emotioneel gemis.”

“Als ik ooit zelf een gezin sticht, stop ik ermee; dan wil ik honderd procent voor mijn vriendin en kind gaan. En anders hou ik de richtlijn van spermaklinieken aan: tussen de 20 en 25 kinderen.”

Menno (36)
Werkt bij Sanquin Amsterdam
Bekende donor van 2000 tot en met 2004.
Aantal donorkinderen nog onbekend

“In mijn vwo-eindexamenjaar spraken we in de les over spermadonatie. Dat leek me een mooie manier om mensen te helpen. Toen ik achttien was, doneerde ik voor het eerst.”

“Mijn moeder vertelde rond die tijd dat ik ook van een spermadonor ben – heel toevallig, ja. Ik heb nooit de behoefte ¬gevoeld naar mijn donor op zoek te gaan, maar ik kan me goed voorstellen dat kinderen daar anders in staan. Daarom koos ik heel bewust voor het B-loket. Ik vind het mooi dat het recht om ¬iemand terug te vinden bij het kind ligt.”

“Dit jaar kan het voor het eerst gebeuren dat een donorkind zich meldt, qua leeftijd. Hoeveel zwangerschappen er uit mijn donaties zijn voortgekomen, weet ik niet.”

“Sinds oktober hebben mijn vriendin en ik zelf een dochter. Ik ga haar van jongs af aan vertellen hoe het zit. Mijn vrouw heb ik meteen verteld dat ik spermadonor ben geweest.”

“Ze moest er aan wennen, maar vond het ook wel heel mooi. ¬Sowieso hou ik niet van familie¬geheimen, dat heeft natuurlijk te make¬n met mijn eigen achtergrond. Het heeft mijn moeder zo veel stress opgeleverd en dat was allemaal niet nodig geweest.”

Jan-Willem de Bruin (48)
Stafmedewerker COC Nederland
Anonieme donor in 1994
Aantal donorkinderen nog onbekend

“Mijn zus raakte moeilijk zwanger, maar toen ze het wel werd, deed ze mee aan Moeders voor Moeders: zwangere vrouwen leveren hun plas in waar dan een zwangerschapshormoon uit wordt gehaald om vrouwen als mijn zus te helpen. Mooi dat je iets voor iemand met een kinderwens kunt doen, dacht ik.”

“Toen ik in Groningen studeerde, reageerde ik daarom op een advertentie in de Universiteitskrant van een arts met een sperma¬kliniek aan huis. Daar ben ik vier keer geweest. Anoniem doneren was gebruikelijk.”

“Vorig jaar maart heb ik me bekendgemaakt bij Fiom. Je ziet afleveringen van Spoorloos, verdiept je wat meer en beseft dat kinderen graag weten wie hun vader is.”

“Het lijkt me bijzonder om eventuele donorkinderen te ontmoeten. Ik zal op al hun vragen antwoord geven. Of er meteen een band zal zijn, weet ik niet. Een match qua genen betekent niet automatisch een match qua persoonlijkheid. Zelf heb ik nooit kinderen gewild, ik hecht te veel aan mijn vrijheid. Mijn vriend woont in Londen. Een kind moet echt een roeping zijn.”

Paul, Jacob en Menno vermelden liever niet hun achternaam; ze willen niet dat iedereen weet van hun spermadonaties.

395 donoren
Het aantal donorkinderen in Nederland wordt niet bijgehouden. De schatting ligt op 40.000 kinderen, ¬geboren tot 2004. Ook het aantal ¬donoren is onbekend. Fiom vindt dat ¬iedereen toegang moet hebben tot zijn afstammingsgegevens en wil deze minstens honderd jaar bewaren in de KID-DNA ¬databank, die sinds ¬december 2010 bestaat.

Sinds de ¬oprichting hebben zo’n 395 donoren en 950 donorkinderen zich gemeld. Tot en met 2016 zijn 166 mensen gematcht: 73 kinderen met hun donor, 93 kinderen met hun halfbroer of halfzus.

Dit artikel verscheen 26 juni 2017 in Het Parool.