Over die keer dat ik een banaan at en dat niet mocht


‘Ik kan jou ook echt nergens mee naartoe nemen hè?’ zei Tom toen we terug liepen naar het station. En ik wist dat hij ook refereerde aan die keer dat ik mee mocht naar zijn kleedster – Tom is regelmatig op tv – en ik per ongeluk koffie had gemorst op een overhemd dat Tom die aankomende week moest dragen tijdens de presentatie van het ochtendnieuws. Zijn kleedster had me niet aangekeken toen ze zei: ‘Geeft niet, kan gebeuren.’ Ik hoorde aan haar toon dat ze eigenlijk bedoelde: ‘Dit overhemd kost 400 euro en ik wil jou dood maken.’

Dit keer was er iets anders voorgevallen. Iets wat ik buitengewoon grappig vond en Tom ronduit gênant. Het begon als volgt. We waren uitgenodigd om in een Tesla te rijden. Voor de duidelijkheid: dat is een elektrische auto van zo’n 80.000 euro. Tom en ik hadden al eens een bezoekje gebracht aan de showroom in de PC Hooftstraat. Niet omdat ik dat zo graag wilde, wel omdat Tom dat zo graag wilde. De beste man is dol op auto’s. Hij had zijn vorige werkgever bijna zover gekregen dat hij een Tesla van de zaak kreeg. Dat vonden ze bij de regionale omroep toch nét iets te gortig.‘Maar het is belastingtechnisch heel voordelig!’
Het mocht niet.

Nu Tom ergens anders werkte, had hij überhaupt geen auto van de zaak. Wel natte dromen. Over de Tesla. Voordat hij me erover vertelde wist ik niet van het bestaan ervan. Dat maakte Tom des te enthousiaster. Ik moest en zou kennismaken met dit pareltje onder de bolides. ‘Kom, we gaan naar de PC, daar zit een winkel.’ We waren toch al aan die kant van het Vondelpark en ik had, behalve mijn huis eens schoonmaken, niets beters te doen.

Het was druk bij Tesla. Om de rode sportwagen draalden mannen uit allerlei rangen en standen. Af en toe haalden de Teslamedewerkers een doekje over de lak om hun kwijl weg te vegen. Ontspannen liepen ze rond. Het moet dan ook relaxt zijn om te werken in een zaak waar 99 procent van de bezoekers nooit wat zal kopen, bedacht ik. Tom dwong mij om achter het stuur te gaan zitten.
‘Waarom? Jij vindt dit leuk, niet ik.’
‘Ga nou maar zitten. Ik maak foto’s.’ Hij deed het echt. Ondertussen keken er allemaal mensen door de voorruit naar binnen. Het was ongemakkelijk. Omdat ik weinig anders te doen had, drukte ik op knopjes. Ik zat er nu toch. Een van de Teslaverkopers keek vanaf de zijkant toe.
‘Mooi speelgoed hè?’
De Teslaman was aardig, dus we bleven hangen voor een praatje. Of er wel eens oliesjeiks langskwamen (ja), of hij zelf een Tesla had (nee, maar hij mocht er wel vaak in rijden) en of dat leuk was (ja en wij konden het ook wel eens proberen). Tesla organiseert namelijk regelmatig proefritdagen. Als we onze gegevens achterlieten, zouden we op den duur een mailtje krijgen.

Het mailtje kwam daadwerkelijk. We waren uitgenodigd voor De Testrit. Tom en ik ontmoetten elkaar op station Bijlmer. Ik zag zijn gele jas al vanaf de hoge roltrap. Blij als een kind begroette hij me, bekertje koffie in de hand. Ik was ook blij. Als Tom en ik deze afspraak niet hadden gehad, was ik die dag waarschijnlijk de deur niet uit geweest. Dat zijn nooit mijn beste dagen. Maar ja, die eerste zondag van februari had ik best wel een kater. In tegenstelling tot wat voor mij op katerdagen gebruikelijk was, had ik helemaal geen zin in eten toen ik wakker werd. Zelfs de aanblik van een saucijzenbroodje deed me niks. Toch had ik voor de zekerheid een banaan meegenomen.

De Teslashowroom viel ons tegen. Het was er klein en niet heel anders dan in de showroom van, zeg, Skoda. De testritdag bleek populair, de halve provincie was uitgerukt. We werden vriendelijk ontvangen door een opgewekte Teslajongen. Of we koffie wilden.
‘Espresso graag’, zei Tom.
‘Een cappuccino’, zei ik.
Dat hadden ze niet.
‘Dan niks’, zei ik zuurtjes. De rol van rijk, verwend zeikwijf ging me verrassend goed af. We liepen wat rond en wachtten tot onze ‘Product Specialist’ ons mee zou nemen naar een van de auto’s. Ondertussen hoorden we een man in een windjack vragen of de Tesla ook een trekhaak had. ‘Voor de caravan.’
Tom keek me getergd aan: ‘Echt weer Nederland. Koop je zo’n dure bak, wil je er een caravan achter hangen.’
De Teslamedewerker zei tegen de Windjackman: ‘Nee, die zit er niet op en die kan er ook niet op.’
Tom en ik vonden dat lekker voor ‘m.

Onze Product Specialist was een jongen van onze leeftijd. Hij had een duur horloge om en gel in zijn haar. En hij had geen gevoel voor humor. Gewoon niet. Nakkes, nada.
Maar goed, Toms droom kwam uit en mocht gaan rijden, terwijl ik als een soort kind achter hem zat op de achterbank.
De Product Specialist praatte op de automatische piloot over alle tools en extraatjes, van een turbostand tot een 4G-pakket. ‘En heb je zelf ook een Tesla?’ vroeg Tom, terwijl we door de Bijlmer zoefden in de vrijwel geluidloze auto. Ik merkte dat ik trek kreeg.
‘U zult begrijpen dat het niet mogelijk is om alle medewerkers een auto van pak ‘m beet 80 duizend euro te geven. Ik mag er wel zakelijk in rijden, dat is natuurlijk geen probleem.’ Hij sprak op zo’n vermoeide vader manier: “Nee, je mag geen ijsje.” En dat dan vermengt met de typisch Amerikaanse ‘hospitality toon’: “The pasta without the cheese and the tomato sauce on the side? Of course, miss. Not a problem, not at all.”

Hoe dan ook, zijn irritante, correcte manier van doen maakte dat ik hem met de vlakke hand in het gezicht wilde slaan. In plaats daarvan pakte ik de banaan uit mijn tas. Hij was een beetje bruin geworden. De zoete geur nam bezit van de Tesla. Na de eerste hap draaide de Product Specialist zich om met de woorden: ‘Zit u nou een banaan te eten?’
‘Ja’, antwoordde ik met volle mond. Er vloog een stukje banaan uit mijn mond en dat kwam terecht op de hoofdsteun van Tom. We zagen het allebei gebeuren.
‘U zult begrijpen dat het niet echt de bedoeling is om een banaan te eten in een auto van pak ‘m beet 80 duizend euro.’
Op dat moment hoorde ik Tom een gnuivend geluid maken.
‘U had hier naar rechts gemoeten’, zei de Product Specialist tegen hem. Tegen mij: ‘Geeft u die banaan aan mij alstublieft.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Waarom?’
‘Dan doe ik ‘m in een afvalzakje.’
‘Maar ik ben hem nog aan het eten.’
Met een verbeten gezicht keek hij toe hoe ik de draadjes van de banaan trok en hap na hap nam. Door de stilte van de motor hoorde je me duidelijk kauwen en slikken. Het kostte de Product Specialist zichtbaar moeite zijn aandacht te verdelen tussen mij en afslagvergetende Tom.
‘Hier naar links en dan zijn we er alweer bijna’, zei de Product Specialist.
 Ik had de bananendraadjes naast me op de achterbank gelegd. Die zou ik later heus wel opruimen. De Product Specialist zag de draadjes liggen. Hij boorde zijn ogen in de mijne. ‘Mevrouw…’

De testrit zat er op. Niemand had de laatste minuten iets gezegd. De Product Specialist opende de portier voor me. Ik gaf hem de bruinige bananenschil en de draadjes, daarna stapte ik uit. ‘Mevrouw, het spijt me dat ik dit zeg, maar dit kan zo niet.’ Tom probeerde het leuk te houden. ‘Ze komt uit Almere, ik moet haar nog een beetje opvoeden.’ De Product Specialist zei: ‘Ik woon in Almere.’
Hij gaf ons een hand en verdween in de showroom, de banaan tussen twee vingers.